ntal jaren geleden werd deze traditie weer opgevat, zij het met een klein aantal deelnemers.
Tijdens de late middeleeuwen werd in de Nederlanden veelvuldig melding gemaakt van eucharistische wonderen. Men kan daarbij denken aan het Mirakel van Amsterdam.
Op 1 mei 1429 droeg Folkert, een in Alkmaar geboren priester, zijn eerste mis op. Hij werd daarbij geassisteerd door de pastoor van Alkmaar, Volpert Schult, en Jacobus, de pastoor van Schoorl.
Voor enkele jaren was Folkert nog onder de wapenen geweest en had hij, bij een gewelddadig treffen van Hoeken en Kabeljauwen in 1426, enkele burgers van Hoorn gedood. Hij had echter zijn 'oorlogsverleden' bewust verzwegen en was in 1429 tot priester gewijd, zonder de voor zijn wijding vereiste dispensatie te hebben gekregen.
Na het nuttigen van de communie liet de zenuwachtige Folkert een deel van de geconsacreerde witte wijn op zijn kazuifel vallen. Na de mis sneed men dit deel van het kazuifel uit en verbrandde het. Toen men later het gewaad wilde herstellen, waren er vlak bij de uitgesneden plaats nog drie druppels bloed zichtbaar. Ook dit stukje werd uitgesneden maar, anders dan het eerste fragment, veilig opgeborgen. (verborgen in de kerk)
Aan een Zeeuwse schipper die in 1430 door ijsgang voor Vlissingen in nood verkeerde, verscheen een engel met in zijn handen het bewaard gebleven Alkmaarse kazuifelstukje.