Ondanks zijn werkzaamheden elders bleef hij actief in Alkmaar.
Nadat hij in 1876 lid werd van het Alkmaarse genootschap ‘Kunst zij ons Doel’, werd hij in 1892 daar ook als directeur-leraar aangesteld met als opdracht geïnteresseerde Alkmaarders te ondersteunen in hun vaardigheden in de kunst. Dit bleef hij doen tot 1908, inmiddels 81 jaar oud. Ook tot hoge leeftijd was hij lid van de Commissie van Toezicht op het Gemeente Museum, waarvoor hij steeds opnieuw door burgemeester en wethouders werd aangesteld.
Naast al zijn drukke werkzaamheden in veel kerken was hij ook pivé-leraar voor Alkmaarse talenten. Bekende namen als Koos Stikvoort, Jaap Poolland, en Jan (Everardus) Witte kregen hun glans door hun opleiding bij Kläzener. Daarbij produceerde hij niet alleen kerkschilderingen, maar ook schilderijen.
In het depot van het Stedelijk Museum bevinden zich werken van Kläzener als ‘Mephistopheles’ uit 1887 en ‘Meisje en jongen halen eten’ uit 1891. Ook elders in Nederland hangen zijn schilderijen, zoals zijn ontroerende portret van Jan Everardus Witte in het Museum Everardus Witte in Megen.

Kläzener stierf in 1912 in Alkmaar, een gewaardeerd lid van de Alkmaarse burgerij met een betekenis die ver boven de regio uitstijgt. Juist door recente restauraties van kerken uit de negentiende eeuw is een groot deel van zijn landelijke oeuvre bewaard gebleven.
Alexander Kläzener is plaatselijk van groot belang geweest voor de ontwikkeling van het culturele leven aan het einde van de negentiende eeuw. Door zijn toedoen kreeg het onderwijs aan jonge kunstenaars een forse extra impuls.
Veel belangrijker is zijn plaats in de nationale kunst. Door zijn inbreng vanuit de Nazareners, via de Düsseldorfer Mahlerschule, zijn de geschilderde afbeeldingen in kerkinterieurs levendiger geworden en roepen ze meer emotie op. Zijn werk in de Sint Laurentiuskerk is daar een goed voorbeeld van. Met name in de Kruiswegstaties is zijn ontwikkeling zichtbaar.
De schilderingen van het Bloedwonder van Alkmaar zijn van groot belang voor de geschiedenis van de stad. Zij vormen de laatste herinnering aan de functie van Alkmaar als bedevaartsoord in de middeleeuwen.