St. Laurentiuskerk
HET EPITAAF MET DE KERKMEESTERSBRIEF IN DE LAURENTIUSKERK
1. Inleiding
In de voormalige doopkapel van de Laurentiuskapel hangt een epitaaf met een tekst die bekend staat als de Kerkmeesters brief waarin dit Bloedwonder wordt verklaard. In dit artikel wordt eerst het Alkmaarse wonder toegelicht (2), vervolgens wordt ingegaan op de inhoud van de Kerkmeesters brief (3) en op de achtergrond van het epitaaf (4). Het artikel sluit af met een duiding van de cultuurmaatschappelijke waarde van dit epitaaf in Alkmaar.
2. Bloedwonder
Het ontstaan Van verschillende steden is bekend dat daar in de middeleeuwen wonderen hebben plaatsgevonden die aanleiding waren voor grote religieuze belangstelling. Net zoals Amsterdam zijn mirakel heeft, waar na nog de Stille Omgang aan herinnert, neemt in Alkmaar het Bloedwonder een speciale positie in. Dit wonder vond plaats op 1 mei 1429 in de romaanse voorganger van de huidige Grote Kerk van Alkmaar, die op de plek van de oude kerk werd gebouwd van 1470 tot 1519.
De oudste berichten over het wonder dateren van halverwege de vijftiende eeuw en zijn afkomstig van de kroniek over de graven van Holland door Jan van Leiden. Hij meldt daarin dat de priester Folkert in Alkmaar zijn eerst mis celebreerde. Hij had echter verzuimd op te biechten dat hij enkele jaren eerder als soldaat bij Hoorn in de strijd van de Hoeken regen de Kabeljauwen een paar mannen had gedood. Het leven had echter sindsdien zijn loop hernomen en Folkert had besloten priester te warden.
Zijn wijding was daarmee op zichzelf geldig, maar ongeoorloofd, omdat hij die belast met een hoofdzonde onderging. Folkert was zo gespannen dat hij bij zin eerste mis drie druppels witte wijn op zijn kazuifel morste. Men heeft tijdens en na de Mis geprobeerd de wijn te deppen en uit de stof te zuigen, maar niets hielp. Ten einde raad knipte men het stukje stof uit de kazuifel en verbrandde het. Bij de reparatie van het misgewaad bleek echter dat de drie druppels wij waren teruggekomen en inmiddels rood geworden. Volgend de leer van de transsubstantiatie veranderen ze tijdens de mis in het bloed van Christus. Daarom werd ook dit nieuwe stukje stof weer uitgeknipt en opgeborgen. Feitelijk raakt het zoek en daarmee leek de zaak gesloten.
Begin van verering
In de winter van 1429-1430 Veranderde dat. Bij Vlissingen verkeerden enkele schippers door ijsgang in nood toen hen een engel verscheen met een grote verbeelding van het zoekgeraakte kazuifelfragment met de drie druppels bloed. De engel beloofde redding als de schippers naar Alkmaar zouden gaan om het Heilig Bloed eer te bewijzen. De schippers werden gered en gingen naar Alkmaar, waarmee en werden zo de eerste pelgrims naar het Alkmaars Bloed. De pastoor van Alkmaar, Volpert Schult, wist van niets, maar ging toch op zoek naar het stukje kazuifel en vond het terug. De stad kreeg er een reliek bij. Door de pelgrimstocht van de schippers kregen de stedelijke en kerkelijke overheden met deze Alkmaarse devotie te maken.
De bisschop van Utrecht, in wiens diocees Alkmaar lag, erkende het 'Heilig Bloed van Alkmaar' en gaf toestemming voor een jaarlijkse ommegang met processie op 1 mei. Het ging allemaal heel snel want al in 1430 kwamen de eerste gelovigen naar Alkmaar om de reliek te vereren. Zo weten we van Machteld van der Does, abdis van Leeuwenhorst bij Noordwijk, dat ze in 1430 en de tien jaar daarna verschillende keren op bedevaart naar het Heilig Bloed is gegaan.
Duiding van het Bloedwonder in zijn tijd Het Alkmaars Bloedwonder past mooi in de oplevende spiritualiteit van de veertiende en vijftiende eeuw. In veel steden vonden wonderen plaats met Mariabeelden en relieken en ook waren er eucharistische wonderen. Haarlem en Heiloo hadden vanaf de vijftiende eeuw hun Mariacultus, die in Heiloo ook nu nog leeft met een groot park en twee kapellen. Amsterdam kreeg in 1345 het internationaal bezocht het Mirakel van het Heilig Sacrament. In de tijd van de opkomst van de Nederlandse steden hadden stedelingen behoefte aan een eigen spiritualiteit, die afweek van het geestelijk leven in kloosters. Die vonden ze in eigen identificatiemodellen, zoals bijvoorbeeld de verering van Liduina van Schiedam. Maar ook de verering van Maria met haar moeder Anna werd steeds belangrijker. Daar paste de verering van eucharistische wonderen als het Mirakel van Amsterdam en het Alkmaarse bloedwonder goed in.
Het ontstaan van de ommegang :
Aanvankelijk was de viering van Alkmaars Heilig Bloed een heel bescheiden aangelegenheid en bleef beperkt tot een processie in de kerk. Dat was na 1468 improviseren, omdat toen de kerktoren instortte en de kerk grote schade opliep. Vanaf 1470 werd de kerk deel voor deel gesloopt en met hulp van een houten noodkerk vervangen door de huidige Grote Kerk, die als belangrijkste patroon Laurentius heeft. Het was daarom een opluchting toen in 1501 de vroedschap toestemming gaf voor een ommegang buiten de kerk. Dat gaf meer bekendheid omdat de gelovigen op straat konden getuigen van hun geloof, samen met de pelgrims van buiten. Door het uitspreken van vastgesteld gebeden kon een aflaat worden verdiend van 2640 dagen korter in het purgatorium. In 1545 kregen wonder en ommegang door de Kerkmeesters brief nog meer bekendheid.
Tussen 1501 en 1572 was er bijna elk jaar een ommegang door de stad. De reliek werd onder een baldakijn rondgedragen en er werd muziek gespeeld, gezongen en toneel gespeeld, afgewisseld met tableaux vivants. Eigenlijk leken ze veel op de huidige tochten op 8 oktober tijdens Alkmaar Ontzet.